Een grondig herstel van de democratie – tegen Europese wil in

17 december 2023

Leestijd: ca. 6 minuten

Gastauteur: Yusuf Serkan Kunduz

Na het vertrek van Mark Rutte – ‘hij heeft zich zowel in het buitenland als in het binnenland jegens het vaderland verdienstelijk gemaakt’ [1] – is er ruimte voor debat over de Nederlandse verhoudingen tot de almaar oprukkende, ons annexerende Europese Unie. In aanloop naar de Europese Parlementsverkiezingen van 2024 zal de verwaterde volkswil centraal moeten staan. Een bindend referendum is onvermijdelijk.

In juni 2005 heeft het Nederlandse volk tegen een Europese grondwet gestemd. Op het ogenblik een zege van de volkssoevereiniteit. Het Verdrag van Lissabon (2009) wordt doorgaans, met recht, bestempeld als opvolger. De veranderingen in het democratisch stelsel waren aanzienlijk. Nationale vergaderingen konden een gelekaartprocedure starten en het Europarlement kreeg bevoegdheid over het benoemen van de voorzitter van de Europese Commissie. De regeringsleiders tekenden tevens een expliciete verklaring waarin stond dat het Europees recht prevaleert ten aanzien van nationale wetgeving. Met Lissabon raakten nationale overheden het vetorecht over migratiebeleid, dat de bevolkingssamenstelling in het hart kan raken, kwijt. [2] Gezien dit grote ontwikkelingen betroffen die de Nederlanders – en overige Europese volkeren – direct aangingen, was een volksraadpleging gepast geweest. Maar overal in Europa, met uitzondering van Ierland, ontbrak een referendum (dit brengt een ander probleem met zich mee waar we later op terugkomen). Want waarom zouden we referenda uitschrijven als we al parlementen hebben die goedkeuren?

Mijn bezwaar tegen deze functionalistische benadering is dat een parlementair stelsel dat gestoeld is op de meerderheidsdemocratie geenszins in staat is antwoord te geven op het verzoek van het volk. Neem bijvoorbeeld migratie. Volgens een peiling van Ipsos zijn wij ‘voorstander van strenger (inter)nationaal asielbeleid’. [3] I&O Research stelt dat meer mensen voor (49%) het opvangen van asielzoekers buiten de EU zijn, dan tegen (21%) – 31% zegt het niet te weten of het niet eens en niet oneens te zijn. [4] Tevens hebben partijen die terughoudend zijn ten opzichte van asielmigratie een meerderheid in de jaren 2017, 2021 en 2023 behaald. Bij alle bovengenoemde verkiezingen vervulde asielmigratie een prominente rol. Nederlanders zijn overwegend tegen asielmigratie. Maar dit standpunt vertroebelt structureel. Het parlementair stelsel schiet tekort. Intussen kwamen – en komen – er veel asielzoekers binnen, met waarlijk desastreuze gevolgen voor demografie en verzorgingsstaat.

“Het parlementair stelsel schiet tekort.”

De Nederlander stemt bij het verkiezen van politieke partijen niet op een onderwerp (zoals de EU). Als de partijen formeren om tot een coalitieakkoord te komen, kan de volkswil worden ondermijnd. Het gaat hier ook niet om een specifiek wetsvoorstel waar kennis en kunde hoogtij dienen te vieren. Nee, het is de algehele richting waar het vaderland zich naartoe zal bewegen. Nederland staat namelijk wel degelijk voor een fundamentele keuze: meer of minder soevereiniteit? Het is deze richting die ons zo direct bindt en maakt dat wij, het volk, het recht verkrijgen direct bij te sturen.

Laat ik terugkomen op het probleem van het niet voorleggen van onder andere het Verdrag van Lissabon – en ons lidmaatschap van de EU als zodanig – aan de bevolking. De EEG (Europese Economische Gemeenschap) waar de Nederlanden zich in 1957 bij aansloten, is niet de Unie van nu. De handelsunie is immers vervormd. Ze kent nu rechtsmacht en heeft een politiek-wettelijk mandaat. Serieuze bevoegdheden die kenmerkend zijn voor een staatsorganisatie. Vanwege de tussenkomst van het parlementair systeem, bestaat er hoogstens een passieve acceptatie onder het volk voor de huidige Europese Unie. Van een uitgesproken democratisch mandaat kan mijns inziens niet gesproken worden. Het is derhalve goed om de democratische legitimiteit op te halen bij het volk. De historische wetmatigheid wijst bovendien uit dat er elke keer meer machtsoverdracht plaatsvindt. Brussel werkt daar nu ook aan. Het Europees Parlement wil nu nog meer bevoegdheden overdragen naar iets wat ze de ‘Europese Uitvoerende Macht’ willen noemen, dit keer gaat het om onder andere volksgezondheid en onderwijs. [5] Ook de toekomst in acht nemende is het cruciaal dat er niet over Nederlanders beslist wordt, maar dat Nederlanders zelf beslissen over de vaderlandse verhoudingen tot Brussel.

Merkwaardig was dat de hoge vertegenwoordiger van buitenlandse zaken, Josep Borrell, zich genoodzaakt voelde uiteen te zetten wie het buitenlandbeleid van de EU bepaalde. Hij deed dit nadat Von der Leyen naar Israël afreisde om onvoorwaardelijke steun uit te spreken (hoe zal ze daar trouwens naar kijken, nu Israël, met meer dan 15.000 doden – waarvan 40% kinderen – op zijn geweten, de waarden waarop de EU is gegrondvest dagelijks aan het kleinachten is in Palestina?). [6] De niet-ingewijde burger leek niet te weten wie over het buitenlandbeleid van de EU ging en verscheidene Europarlementariërs en lidstaat Ierland waren boos. Maar goed, kan gebeuren. Los bezien van dit specifieke vraagstuk, waar ligt de macht als zodanig in de Europese Unie? Dan poog ik geen functionalistisch antwoord te krijgen. De macht ligt volgens mij een beetje bij de Nederlandse regering en de Staten-Generaal en bij de overige lidstaten, ook wel bij het Europarlement en de EU-raad en voor een deel bij de Europese Commissie, maar natuurlijk ook bij staatsmannen met invloed, zoals Mark Rutte. Trouwens, invloedrijke lobbyisten beschikken ook over macht. Het is eigenlijk een beetje van alles. De democratische politieke instelling die aan te wijzen valt als soeverein, ontbreekt volledig. De soevereiniteit is verdeeld. Nederlanders zijn hun soevereiniteit na een bepaalde hoogte kwijt, maar hebben hier zelf geen toestemming voor verleend. Waar het al een behoorlijke opgave is om staatsburgers bij de nationale politieke besluitvorming te betrekken, plaatst het Europarlement – dat de Europese democratie moet voorstellen – zich volstrekt buiten het publieke debat. Ze is losgezongen van het Nederlandse volk. Het Eurofederalistische Volt heeft het in haar verkiezingsprogramma bijna over kartelvorming in de EU: ‘Te vaak beïnvloedt een kleine groep mensen of bedrijven grote beslissingen over ons allemaal. De toegang tot de macht in Brussel moet eerlijker en transparanter.’ [7] En dan hebben we het nog niet eens gehad over het feit dat Nederlanders maar gaan over 29 van de 705 zetels in het Europees Parlement én het feit, en deze is nog belangrijker, dat Nederlanders nog nooit hebben kunnen instemmen met het Europees Parlement bij wijze van een referendum. Dat referendum gaat immers niet om een wetsvoorstel. Het is geen detail. Dit referendum gaat om een wetgevende macht die ervoor zorgt dat op basis van de door haar aangenomen wetten beleid gemaakt wordt.

“Te vaak beïnvloedt een kleine groep mensen of bedrijven grote beslissingen over ons allemaal” – Volt

Ons constitutioneel verbod op de toetsing van wetten aan de grondwet door de rechterlijke macht lijkt met het Europees Hof voor de Rechten van de Mens te worden omzeild. En dan niet door rechters uit Nederland, maar door buitenlandse rechters die de zelfheid van landen overstemmen met universalistische rechtskracht. Nederland is een Westerse (gezien ook sommige Oosterse landen het EVRM hebben geratificeerd) rechtsstaat die goed onderhouden wordt. Ons College voor de Rechten van de Mens heeft bijvoorbeeld een A-status – verkregen van de Internationale Alliantie van Mensenrechteninstituten. Zo’n rechtsstaat typeert doorgaans, vanwege vrijheden (denk aan persvrijheid) en bepaalde instituties (denk aan de Inspectie van Justitie en Veiligheid), dat hij in staat is zichzelf te onderhouden. Er kan dus eigenlijk geen sprake zijn van een rechterlijke macht van buitenaf, omdat de nationale democratische rechtsstaat deze niet kan onderwerpen aan toetsing en ook geen consequenties kan ondernemen bij negatieve beoordeling. Niet onze nationale rechtbanken, noch onze nationale vergadering hebben iets te willen: ze zijn gedoemd het EHRM tevreden te stellen. Een uitholling van de democratische rechtsstaat.

In 2009 oordeelde de reguliere Kamer nog unaniem dat kruisbeelden in Italiaanse openbare scholen in strijd waren met mensenrechten (omdat ouders het recht kennen hun kinderen zelf op te voeden in hun eigen levensovertuiging), maar de Grote Kamer oordeelde in 2011 met een meerderheid van 15 tegen 2 dat dit niet zo was. De traditionele eigenheid van Italië was eventjes ernstig in het geding. Hoe universeel kan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens zijn als de rechters van beide kamers van hetzelfde hof zo sterk van mening verschillen?

De Jongerenorganisatie voor Vrijheid en Democratie zou een referendum niet moeten verloochenen. Democraten kunnen de volkssoevereiniteit niet verkwanselen door te doen aan machtsoverdracht met een tussenkomend systeem dat het parlementair stelsel heet. Van het parlement, dat verkozen is op meerdere onderwerpen, mag nederigheid worden verwacht. De expliciete toestemming voor een tweede staatsorganisatie verkrijg je enkel door het uitschrijven van een raadplegend referendum, dat idealiter bindend is. Het gaat primair om de EU, maar ook zeker het EVRM – en EHRM – kan worden onderworpen aan een grondige herziening.

Zo is er wel wat meer waar we ons druk om kunnen maken. Uitbreiding en het nationale vetorecht, dat men vooral lekker wil inperken. De voorgestelde eurobonds, die weleens peperduur zouden kunnen uitpakken voor Nederland. De eIDAS-wetswijziging, die deze maand nog door meer dan 500 wetenschappers en onderzoekers is afgewezen. Het zijn allemaal uitdagingen die ons (gaan) bezighouden.

Ik begon voor verkiezingsdag met schrijven. De PVV van Wilders is monsterlijk groot geworden. Deze euroscepticus brengt balans aan de jarenlange, overmatige pro-EU koers van Nederland. In sterk contrast met de huidige ontwikkelingen willen Nederlanders niet dat de EU meer bevoegdheden krijgt. Het is prijzenswaardig dat Wilders verlangt naar een Nexit-referendum. Ik beschouw zijn verkiezingswinst dan ook als een kans om de volkswil aangaande de EU weerklank te geven.

“In sterk contrast met de huidige ontwikkelingen willen Nederlanders niet dat de EU meer bevoegdheden krijgt.”

Met de Europarlementsverkiezingen in zicht moet er een front geopend worden dat Brussel een halt toeroept. Uit intrinsieke overtuiging dat niet Europa en de Europeaan, maar Nederland en de Nederlander vooraan staan. Dat is het nationalisme dat Nederland recht doet. Rob Wijnberg, oprichter van de Correspondent, sprak afwijzend over ‘nostalgisch nationalisme’. Gelijk heeft hij. Wel degelijk, een nostalgisch nationalisme dat de democratische rechtsstaat in ere herstelt, in plaats van arrogant en elitair veracht.

[1] Dit is een epitaaf voor Cornelis Haga, de eerste Nederlandse ambassadeur in Turkije. ‘Foris ac domi et de patria bene meritus fuit.’ Van der Sloot & Van der Vlis, Cornelis Haga, 221.
[2] EU Montior, Totstandkoming Verdrag van Lissabon
[3] Ipsos, Peiling ‘Keti Koti | Asielbeleid Nederland en EU | Inflatie’
[4] I&O Research, ‘Nederlanders willen niet dat EU meer bevoegdheden krijgt’
[5] European Parlement, ‘Future of the EU: Parliament’s proposals to amend the Treaties’
[6] António Guterres, SG letter of 6 december about Gaza
[7] Volt Nederland, Verkiezingsprogramma 2023 ‘Toekomst, nu. Een Europees verhaal van optimisme’

Author

Leave a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *