Een paradijs nog niet verloren – Door Hilko Werkman

22 maart 2023

Leestijd: ca. 4 minuten

(Gast)auteur: Hilko Werkman

Vrij naar John Milton

Ik fietste over de schitterend groene, door de Dommel begrensde, universiteitscampus van Eindhoven toen ik een cameraploeg van omroep Brabant zag staan filmen. Ik had meteen een vermoeden waar de TU/e het bezoek aan te danken had. De scheikundefaculteit had besloten een aantal kunstwerken te verwijderen nadat studente Laura van Hazendonk in augustus had aangegeven de werken onprettig te vinden.

Ik drukte Muse op pauze en hield even halt. De reporter sprak me aan nadat hij in zijn verhaal was vastgelopen. “kan ik iets voor je doen?” Ik vertelde dat ik benieuwd was waar hij een item over maakte. Ik kreeg meteen gelijk in mijn vermoeden en ik had duidelijk een gevoelige snaar geraakt. De reporter vertelde opgewonden dat hij al de hele dag iets van uitleg probeerde te krijgen over de duidelijk bewuste beslissing om de kunst in de ban te doen maar dat de TU/e ergens op wilde reageren. Belachelijk vond hij.

De enige plek waar ik uiteindelijk iets van een toelichting zag was bij TU/e’s eigen Cursor. Daar liet Van Hazendonk onder andere weten dat ze zich gesteund voelde door het bestuur van de faculteit en dat ze niet zou ingaan op de ontstane verontwaardiging buiten de universiteit. Het debat was intern goed gevoerd en de forse kritiek van buiten de TU/e had ook zeker te maken met het feit dat ze een vrouw is, liet Van Hazendonk Cursor optekenen.

Dat Van Hazendonk zich gesteund voelt in haar optreden is begrijpelijk: dat wordt ze namelijk ook. Iemand van buiten de universitaire bubbel zou de actie van Van Hazendonk misschien voor activisme aan kunnen zien. Haar actie is echter eerder de praktische invulling van de ideologische agenda van de TU/e dan een kritische uitdaging ervan.

“De TU/e is een progressief paradijs, waar vaker de regenboog- dan de Nederlandse vlag gehesen wordt.”

De TU/e is een progressief paradijs, waar vaker de regenboog- dan de Nederlandse vlag gehesen wordt. Waar je vermaand wordt Engels te spreken, ook tijdens de lunchpauze omdat Nederlands spreken niet ‘woke and welcoming’ is, waar de kerstmarkt een wintermarkt moest worden, waar je geacht wordt je altijd voor te stellen met je ‘gender pronouns’, en waar meer aandacht is voor Holi en Keti Koti dan voor nationale herdenking en bevrijdingsdag.

Kwalijker dan dit alles, waar mannelijke wetenschappers een jaar lang, tot ingrijpen van het College voor de Rechten van de Mens, niet meer konden solliciteren. Een gevalletje institutionele discriminatie die zonder slag of stoot langs de universiteitsraad ging en waar het bestuurlijk kader van de universiteit nog steeds zijn schouders over ophaalt. Het beleid was een ‘engineering solution’ heb ik rector Baaijens eens eufemistisch horen verklaren. Collegevoorzitter Robert-Jan Smits blijft benadrukken dat de uitspraak van het College van de Rechten van de Mens (discriminatie op basis van geslacht) vooral mooie handvatten gaf om het beleid wat aan te passen.

Naast dat de TU/e in algemene zin vruchtbare grond biedt voor wokistisch woekergoed kon Van Hazendonk ook op expliciete steun van dichtbij rekenen. Professor Tuinier greep naar de fles progressieve pokon voor het zaadje dat in zijn faculteit geplant was. De vice-decaan en mede GroenLinkser schreef een bewonderingsvolle mail over de manier waarop zijn promovenda en politica in spe het debat is aangegaan. Een mail waarin hij iedereen vroeg om begrip en steun nu ze zo onder vuur is komen te liggen. De twee stonden in maart nog gebroederlijk samen op Groenlinks-verkiezingsposters voor de gemeenteraadsverkiezingen. Onder andere in de scheikundefaculteit.

Van al onze collectieve verworvenheden is de vrijheid van meningsuiting een van de belangrijkste. Het is een van de diepste en dikste wortels onder onze open samenleving. Aan de grenzen van de vrijheid van meningsuiting komen we pas bij de overgang van geestelijke confrontatie naar fysieke confrontatie. Het gevolg van die ruime maar noodzakelijke invulling van deze vrijheid is een permanente blootstelling aan allerlei opvattingen, (kunst)uitingen, mens- en  wereldbeelden waar we het niet mee eens zijn of waar we ons onprettig bij voelen. De dagelijks confrontatie met al die onwelgevalligheden is een verschijnsel dat onlosmakelijk bij onze vrije samenleving hoort. Daar als individu een schild tegen ontwikkelen is en blijft de enige oplossing.

“De dagelijks confrontatie met allerlei onwelgevalligheden is een verschijnsel dat onlosmakelijk bij onze vrije samenleving hoort. Daar als individu een schild tegen ontwikkelen is en blijft de enige oplossing.”

De actie van Van Hazendonk, en vooral de omgang ermee door de universiteit is als symptoom van een breder fenomeen interessanter dan als incident op zichzelf. Bij de onwil van de TU/e om de pers te woord te staan moeten we vraagtekens zetten. Net als bij het handelen van Professor Tuinier die binnen de universiteit niet alleen in zuiver academische zin als promotor van zijn studente acteert. Symptomatischer is de knieval die de TU/e heeft gemaakt. Het besluit om de omgeving aan te passen aan het ongemak van een paar studenten is illustratief. Het is wortelrot die op termijn ook onze hele boom ziek kan maken. Het is een teken dat tolerantie tot in de nerven van de universiteit heeft plaatsgemaakt voor de diversity & inclusion agenda. Wanneer iemand zich niet prettig voelt, moet de ander zich aanpassen, zijn mond houden, plaatsmaken voor iemand met een ander profiel, het kunstwerk weghalen. Dat is dominante doctrine op de TU/e.

“Onze open samenleving vraagt om het blijvend cultiveren van het klassieke begrip van tolerantie. De overtuiging dat we als individu in veel gevallen de dure plicht hebben om ons te verbijten.”

Onze open samenleving vraagt om het blijvend cultiveren van het klassieke begrip van tolerantie. De overtuiging dat we als individu in veel gevallen de dure plicht hebben om ons te verbijten. Dat we ons ongemak als een last dragen, in plaats van de onwelgevallige uiting uit het publieke domein te weren. Onderwijs aan onze universiteiten zou dit begrip moeten versterken, op zijn minst behouden, maar in geen geval uit moeten hollen.

De openbare universiteit is in haar essentie een paradijselijk instituut. Een ideaal om als samenleving te koesteren. Waar diversiteit gestalte krijgt in het opbloeien van authentieke individuen. Niet via op groepskenmerken afgedwongen representatie en niet door censuur. Ware pluriformiteit komt voort uit een vruchtbare bodem, niet door het in toenemende mate toedienen van verdelger.

“Het meest zorgwekkende vind ik toch de voortschrijdende verloochening van tolerantie als norm en het wild woekerende cancelkruit binnen de hele academische wereld.”

Het complete gebrek aan openheid, de klaarblijkelijk onweersproken dubbele rol van professor Tuinier, de ontreddering bij aspirant politica van Hazendonk nadat bleek dat er buiten de TU/e  bubbel minder begrip was voor haar ‘ludieke actie’ dan daarbinnen. Het baart me allemaal zorgen. Maar het meest zorgwekkende vind ik toch de voortschrijdende verloochening van tolerantie als norm en het wild woekerende cancelkruit binnen de hele academische wereld. Die zal met de tijd ook de boom midden in ons paradijs verstikken. Willen we niet allen oostwaarts van Eden ons onderkomen moeten gaan zoeken, laten we haar dan vanaf nu beschermen.

Author

Leave a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *